Het stuk vaste vloerbedekking dat in ons campertje ligt is ongeveer anderhalve meter.
Het past precies tussen de achterbank en de voorstoelen. Hierdoor is het aangenaam aan je voeten wanneer je ‘s morgens van het slaapgedeelte boven naar beneden stapt uit je slaapzak.
Anderhalve meter is een begrip geworden. Niet anderhalve meter hoog, maar anderhalve meter lang of breed daar gaat het om.
Mijn nieuwe jonge hond springt al eenvoudig over anderhalve meter. Dat is niet interessant. Om elkaar niet te besmetten met het CORONA-virus moeten we minimaal anderhalve meter uit elkaar blijven. Dus twee meter mag ook of 10 of 127 meter, maar niet minder dan anderhalve meter.
Dat anderhalf doet me denken aan toen ik als klein jongetje voor mijn moeder naar de slager moest, een kilometer verderop aan de Weg naar Laren, om anderhalf ons gehakt te halen. Gepast geld werd me in de tas gedaan en daar ging ik. “Anderhalf ons gehakt, anderhalf ons gehakt”. Dat dus de hele weg tot aan de slager om het niet te vergeten. “Plakje worst?” Want daar ging het om tenslotte. “Wat zal het zijn?” “Alle handen wat”, bracht ik stamelend uit. De slager kende zijn klanten, hij nam mijn tas aan, deed het geld in de kassa en ik naar huis met anderhalf ons gehakt.
Ton Besling